In de huidige discussen over het terugdringen van klimaatverandering is er veel aandacht voor ontbossing en herbebossing. Dit kom goed naar voren in Brazilië en specifiek de Amazone. Zo was er wereldwijd veel kritiek op het gevoerde beleid door president Bolsenaro, die economische voor ecologische doelen zette en zodoende de houtkap in de Amazone promootte.
Inmiddels heeft de nieuwe president, Lula, deze vorderingen stevig teruggedraaid met nieuwe beleidsbepalingen die de oerwouden in Brazilië moeten beschermen. Een voorbeeld hiervan is het opzetten van Amazondefonds. Hiermee moet verdere ontbossing van de Amazone worden tegengaan. Lula probeert ook westerse leider warmt te maken om te investeren in dit fonds. Tot op heden lijkt de aanpak van Lula te werken, want de ontbossing is al met een derde afgenomen sinds zijn aantreden.
Het debat over ontbossing en herbebossing lijkt een heel recent thema, maar historisch gezien is dit onderwerp al veel langer aanwezig. Zo was er honderden jaren geleden binnen Europa ook al een sterke interesse voor de natuurlijke waarde van het bos. Er zijn namelijk tussen 1535 en 1777 oorkonden gevonden van lokale wetten waarin in totaal 322 beschermde bossen werden besproken. Wat zegt dit over het milieubewustzijn in Europa met betrekking tot de bossen? Had deze interesse een ecologische achtergrond? Of was het vooral belangrijk vanuit een economisch oogpunt?
Historisch perspectief op ontbossing
Tijdens de achttiende eeuw waren er in Europa al onderzoekers die zich interesseerden in de effecten van ontbossing. En gedurende eeuw ontwikkelde het bewustzijn zich onder deze groep onderzoekers. Er bestaan bijvoorbeeld wetenschappelijke artikelen uit 1764 die claimden dan er een duidelijke relatie is tussen het bos en de opvang van water door regen. Hierdoor waren bossen dus belangrijk voor het opslaan van water en het vochtig houden van een landschap. Dit had weer een gezonde bodemkwaliteit als gevolg, waardoor er genoeg eten geproduceerd kon worden.
George-Louis Comte de Buffon
De Franse wetenschappers van de achttiende eeuw vormen een goed voorbeeld van geïnteresseerde onderzoekers in de ecologische kant van het bos. Een belangrijk figuur binnen dit veld was de naturalist George-Louis Comte de Buffon (1707-1788). Met zijn onderzoeken kwam hij tot een aantal zeer interessante bevinden. Hij onderzocht bijvoorbeeld wat de impact van de mens op het milieu was door onbewoonde gebieden te vergelijken met gebieden waar de mens aanwezig was. Hij concludeerde in zijn onderzoek dat de grond in ontboste gebieden minder vruchtbaar was, de bergen kaal werden en de moerassen en meren droger uitdroogde.
Daarbovenop beargumenteerde hij dat beboste gebieden koeler waren en dat het kappen van bossen dus leidde tot klimaatverandering en het opwarmen van de aarde. Hij was zich er ook van bewust dat het moeilijker was om de aarde af te koelen dan om deze op te warmen. In Frankrijk leidde het onderzoek naar de effecten van ontbossing uiteindelijk naar een aantal herbebossingsprojecten. Deze werden al aan het einde van de achttiende- en het begin van de negentiende eeuw ontwikkeld door de Franse overheid.
Bosbouwacademies in Frankrijk en Duitsland
De overmatige ontbossing was echter niet alleen een probleem in Frankrijk. Ook in andere Europese landen was ontbossing een belangrijk onderwerp. De voorraad hout slonk namelijk stevig in Europa en door de toenemende bevolking en industrialisatie nam de vraag naar hout alleen maar toe.
Zo werden er in Duitsland en Frankrijk aan het einde van de achttiende en begin negentiende eeuw speciale bosbouwacademies opgezet. Hier werden houtvesters getraind in het beheren van een bos. Hier deden zij onderzoek naar hoe het bos het beste de exploiteren was. In Duitsland ontstond er een methode waarbij het bos werd ingedeeld in een aantal percelen.
Ieder jaar mochten er vervolgens alleen bomen gekapt worden in een bepaald perceel. Daarna werden er weer nieuwe bomen in het perceel geplant en na twintig jaar kwamen de houthakkers hier weer terug. Zo ontstond er een ‘duurzaam’ rotatiestelsel.
Deze methode zorgde echter voor uniforme bossen omdat er alleen bomen werden geplant die snel groeide en van goede kwaliteit waren. Daardoor kwamen er aan het einde van de negentiende eeuw een stroming houtvesters op die pleitte voor biologisch diversere bossen.
Toch bleef het economisch belang van het bos nog een lange tijd de boventoon voeren in het bosbeheer. Dit had in Duitsland bijvoorbeeld te maken met de zeer conservatieve cultuur op de bosbouwacademies. Hier gingen vooral mensen studeren uit gegoede, conservatieve, en vaak ook dezelfde, families. Er hing dus ook een bepaald statussymbool aan deze academies vast. Pas vanaf de jaren negentig van de twintigste eeuw kwamen kwamen er meer mensen met een andere achtergrond studeren die vooral geïnteresseerd waren in het ecologische aspect.
Een Nederlands voorbeeld
In Nederland ontstond tijdens dezelfde periode een milieubewustzijn met betrekking tot het bos op een andere manier. Zo werd er in Nederland bijvoorbeeld een relatie gelegd tussen de ontbossing en zandverstuivingen. De zandverstuivingen waren een hardnekkig en oprukken probleem. Maar hoe ontstonden deze zandverstuivingen? En hoe waren ze op te lossen?
In Nederland zijn er een aantal zandgronden die zich minder goed lenen voor het bedrijven van landbouw. Dat was honderden jaren geleden ook het geval. Denk hierbij aan de Veluwe en gebieden in Overijssel zoals de Sallandse Heuvelrug. Hierdoor liepen op deze gronden herders rond om toch nog een inkomen te kunnen genereren. Maar door al het grazende vee nam de vegetatie af op de zandgronden en werd het zand niet meer door de wortels bij elkaar gehouden. Met een stevige wind verstoof de boel en ontstond er een zandverstuiving.
Na onderzoek kwamen ze in Nederland erachter dat het aanplanten van bepaalde bomen en planten dus zorgde voor een stevige en gezonde bomen. Een goed voorbeeld hiervan is te zien in Nederland in het Kootwijkerzand, de grootste zandverstuiving van Europa. De omvang van het Kootwijkerzand bedraagt op dit moment zevenhonderd hectaren, maar dat was vroeger twee tot drie keer zo groot. Men ontdekte namelijk dat met verloop van tijd de zandverstuiving worden teruggedrongen door middel van het aanplanten van dennen.
Een ecologisch of economisch milieubewustzijn?
Ondanks dat deze voorbeelden een onderdeel vormen van de wortels van ons milieubewustzijn, waren ze echter niet per se ecologisch gefundeerd. Zo werden de artikelen over de effecten van ontbossing en voordelen van herbebossing veelal geschreven met een economisch motief. Want een gezond land was goed voor de ontwikkeling van de staat en de economie. Daarmee was het beschermen van het bos een onderdeel van het proces van progressie.
Uiteindelijk werden er zelfs bepaalde instituties ingesteld die ervoor moesten zorgen dat de bossen niet in gevaar kwamen en op een juiste manier werden beheerd. Dit betekende vanuit een historisch perspectief vooral dat de bossen behouden moesten blijven om economische exploitatie van de natuur in de toekomst ook mogelijk te houden.
De bewustwording in Europa ontstond dus doordat voornamelijk doordat er een economische noodzaak was. Er was een bewustzijn dat het bos zorgde voor een gezonde bodem die door de mens geëxploiteerd kon worden. Dit droeg dan weer bij aan de (economische) ontwikkeling van de staat. Want op een gezonde bodem kon landbouw bedreven worden en genoeg hout was essentieel voor het draaiende houden van de economie.
Pas aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw gaan ecologische belangen een grotere rol spelen. Tijdens deze periode is de industrialisatie en modernisering vol op gang en dat laat zijn sporen achter in de natuur. Door toenemende vervuiling, gebruik van fossiele brandstoffen en houtkap nam de biodiversiteit af. Dit kon letterlijk worden waargenomen door mensen in die tijd.
In Duitsland merkte onderzoekers aan het einde van de negentiende eeuw bijvoorbeeld op dat het aantal vogels en insecten drastisch afnam. Dit was het gevolg van ontbossing en uitdroging van het land. Net zoals de Buffon als had besproken. Rondom dezelfde periode werden er in Duitsland vanaf die periode dan ook organisaties opgezet die voor de bescherming van de bossen en vogels moesten zorgen.
Concluderende opmerkingen
De ecologische bewustwording ontwikkelde zich dus steeds verder vanaf het einde van de negentiende- en begin twintigste eeuw. Dit ging natuurlijk niet zonder slag of stoot. In de eerste veertig jaar werd nog steeds veel voorrang gegeven aan economische belangen. En vanaf de jaren zestig en zeventig kwam de ‘groene’ beweging steeds meer op gang. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de situatie van de dag van vandaag. Toch is er tot op heden nog steeds grote verdeeldheid binnen samenlevingen, zoals het voorbeeld van Brazilië ook laat zien.
De geschiedenis hier wellicht een belangrijke rol gaan spelen door meer duidelijkheid te verschaffen over de huidige situatie. Want we kunnen leren van historische voorbeelden en oordelen hoe het niet of wel moet. Daarbij kan het verleden mogelijke gebreken in ons eigen denken aan het licht brengen door verschillen of overeenkomsten met het verleden vast te leggen. Het is in ieder geval het proberen waard.
Geraadpleegde literatuur:
- Ravi Rajan. Modernizing Nature: Forestry an Imperial Eco-Development 1800-1950. Oxford: Clarendon Press, 2006.
Websites:
- Marieke Vissers, ‘Woestijn van Nederland,’ op boswachterblog.nl.
- Auteur onbekend, ‘Stuifzand’, op geologievannederland.nl.