Bij de transitie naar een circulaire economie is een materialenpaspoort onmisbaar. In een circulaire economie, staat het efficiënte gebruik van grondstoffen en het behoud en hergebruik van materialen voorop. Het is daarom essentieel dat er inzicht wordt gecreëerd in welke materialen er worden gebruikt, hoe ze kunnen worden afgebroken en hoe ze vervolgens opnieuw kunnen worden toegepast. Het materialenpaspoort moet hier in de toekomst voor gaan zorgen. Maar hoe?
Het materialenpaspoort
In de bouwsector haalt het materialenpaspoort materialen uit de anonimiteit. Sinds 2020 is dit al een veelbesproken onderwerp in de Tweede Kamer. Mogelijk valt er in de eerste helft van 2022 nog een beleidsvoorstel over de eventuele invoering van een dergelijke verplichting. Tot die tijd is er nog geen eenduidige standaard voor het document of een andere wet- en regelgeving die het bijhouden van gebruikte materialen verplicht maakt. Toch maken steeds meer bouwbedrijven gebruik van een soort materialenpaspoort. Tijdens de gehele levensduur van een gebouw wordt zo gezorgd voor een actueel overzicht van de gebruikte materialen, hoe deze afgebroken kunnen worden of kunnen worden gerecycled.
Op weg naar een circulaire economie
De invoering van het materialenpaspoort zou lijnrecht passen in de Nederlandse ambities op weg naar een circulaire economie. Nederland heeft zich tot doel gesteld om in 2030 al 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken ten opzichte van 1990. Dat streven heeft een rechtstreeks gevolg op de bouwsector. Een sector die nog altijd relatief grondstoffenintensief is. Voordat we grondstoffen kunnen herinzetten, moeten deze grondstoffen herkenbaar zijn in de producten waarin ze verwerkt zijn.
In de bouwsector, worden grondstoffen maar zelden in hun natuurlijke toestand in producten verwerkt. In vrijwel alle gevallen is er sprake van homogeen samengestelde materialen. Voor een recycle process, moeten deze materialen vervolgens gescheiden en afgebroken worden tot basismaterialen, de zogeheten building blocks. Pas dan kunnen ze weer heringezet worden. Het beste instrument om grondstoffen herkenbaar en (dus) efficiënt en breed herinzetbaar te maken is om elk product te voorzien van een materialenpaspoort.
Registreren op Blockchain
Deze stap naar een materialenpaspoort lijkt dus onvermijdelijk. Volgens TNO is er echter eerst nog meer digitalisering nodig om inzet, verlies en toestand van de gebruikte materialen gedurende de productieprocessen in kaart te brengen. Volgens hen, wordt in de toekomst de hele waardeketen van een product opnieuw ingericht aan de hand van implementaties van nieuwe technologieën die duurzaamheid en circulariteit stimuleren en garanderen. Voor zo’n materialenpaspoort, lijkt Blockchain bijvoorbeeld een geschikte infrastructuur te bieden.
Hoe werkt het precies?
Materialen kunnen op Blockchain digitaal geregistreerd worden, inclusief hun toepassing in producten, gebouwen, of andere fysieke objecten. Blockchain zorgt voor een extreem transparant proces. Het wordt mogelijk om transacties door de hele keten te volgen en controleren, waardoor een soort geautomatiseerde ‘backlog’ ontstaat zonder dat daar wijzigingen in aangebracht kunnen worden. Als de informatie eenmaal in dat systeem is opgenomen, kan hier niet meer mee gesjoemeld worden. Daardoor worden ook ‘trusted third parties’ geëlimineerd. Alleen betrokkenen zullen inzicht hebben in de data, elke ‘transactie’ i.e. de toevoeging van een materiaal, die in blockchain plaatsvindt wordt gecontroleerd door alle aangesloten computers. Zo wordt het materialenpaspoort constant geverifieerd en kan de data veilig en efficiënt worden uitgewisseld en vastgelegd.
Wil je meer lezen over onze voortgang naar een circulaire economie? Lees dan Week van de Circulaire Economie: hoe staat het ervoor?