Sinds de eerste waarnemingen van Australische vogels en zoogdieren door biologen eind negentiende eeuw, zijn warmbloedige dieren aanzienlijk veranderd, ontdekte bioloog Sara Ryding van Deakin University in Australië. Zo hebben vogels een langere snavel gekregen en hebben zoogdieren langere en grotere oren. Dit zijn waarschijnlijk lichamelijke aanpassingen aan een warmer klimaat, volgens Ryding.
Hoe hoger de temperatuur, hoe ranker de bouw
Dit effect is bij biologen al langer bekend. Van dezelfde diersoort zijn dieren die in een warm klimaat opgroeien, veel ranker gebouwd dan hun compacte soortgenoten die in koude streken opgroeien. Het geldt ook voor pooldieren in het algemeen. Poolhazen hebben maar kleine compacte oortjes, net als poolvossen. Dit terwijl de fennek, de woestijnvos, enorme oren heeft, net als zijn prooi, de woestijnhaas.
Dit effect, zo ontdekte Ryding, trad niet alleen op bij Australische dieren, maar ook in Noord-Amerika. Ook dit geeft dus uit een geheel onverwachte hoek een bevestiging dat de temperaturen nu echt structureel aan het stijgen zijn. Een vrij kleine gemiddelde verandering in gemiddelde temperatuur, zoals nu, kunnen dieren nog wel overleven.
Dat wordt anders als de temperaturen echt flink omhooggaan en klimaatgordels versneld richting polen opschuiven. En als de klimaatmodellen kloppen, zullen deze temperaturen op gaan treden als we niets doen aan het hogere CO2-gehalte in de atmosfeer. Ryding denkt dat diersoorten dan wel in de problemen gaan komen, als ze niet snel genoeg kunnen migreren richting de poolstreken.
‘Olifanten zullen op Dombo gaan lijken’
Bij Australische papegaaien was de grootte van de snavel 4% tot 10% meer dan die van papegaaien van honderd jaar geleden. Dat effect ontdekte ze ook bij Noord-Amerikaanse zangvogels van de soort Grijze junco, een gorsachtige zangvogel. Misschien niet heel spectaculair, maar wel een duidelijke verandering. De effecten traden namelijk tegelijk op bij dieren in allerlei verschillende habitats, in heel verschillende continenten.
Onderzoekers denken ook dat dieren als de Afrikaanse olifant langere en grotere oren zullen krijgen. En dus meer zullen gaan lijken op het stripfiguur Dombo. Opmerkelijk genoeg worden dieren die in steden leven juist niet kleiner. Dat heeft alles te maken met de grotere voedselbeschikbaarheid in de steden.